Als een mier zijn nest heeft verlaten weet hij prima hoe ver hij moet lopen om weer thuis te komen. Hoe het insect dit weet te doen was voor wetenschappers een raadsel. In Science beschrijven drie onderzoekers een weinig zachtzinnig onderzoek waarmee ze achterhaalden dat de mier gebruik maakt van een stappenteller.

Wat verf, een schaar, een rol plakband, secondelijm en een paar aluminium buizen. Het klinkt misschien of hier een creatieve hobbyist aan de slag is. Maar, zo valt te lezen in Science van deze week, ook wetenschappers gaan hier graag mee in de weer. Duitse en Zwitserse onderzoekers gebruikten de knutselspullen voor een experiment met mieren.

De onderzoekers van de universiteiten van Ulm en Zurich waren benieuwd hoe mieren telkens weer bij hun nest terugkomen nadat ze bijvoorbeeld naar eten hebben gezocht. Eerder was al uitgevogeld dat de insecten de zon als kompas gebruiken. Maar hoe het dier weet hoe v�r hij moet lopen bleef onbekend.

Sommige wetenschappers dachten dat mieren weten hoe ver ze terug moeten lopen, door bij te houden hoeveel energie ze gebruiken op de heenweg. Maar ook als de beesten zwaar beladen terugkeren, en dus meer energie nodig hebben voor hun tocht, komen ze thuis. Anderen beweren dat de mier simpelweg afstanden schat door naar zijn omgeving te kijken. Maar uit eerder onderzoek bleek dat de insecten ook in het volstrekte donker of met afgeschermde ogen hun huis bereiken.

Een andere theorie is dat de insecten onthouden hoeveel stappen ze zetten. De mieren zouden dus een soort interne stappenteller, oftewel pedometer, hebben. Deze theorie bestaat al sinds 1904, maar werd nooit getest. De Duitsers en Zwitsers bedachten een wrede proef om de theorie alsnog te toetsen. Ze takelden de mieren flink toe door hun pootlengte aan te passen.

De onderzoekers maakten bij een deel van de mieren de poten langer. Met superlijm plakten ze stukjes varkenshaar aan de ledenmaten van het dier vast, waardoor ze als het ware stelten kregen. Andere mieren moesten het juist met kortere poten doen. De wetenschappers zetten bij deze beesten de schaar erin. De insecten uit een derde groep bleef al dit leed bespaard, zij mochten hun eigen poten houden.

Hierna zetten de onderzoekers de mieren in een testomgeving, waarbij ze een parcours moesten doorlopen. De mieren waren eerder al getraind om dit traject te volgen, vanuit hun nest, door een aluminium buis naar een voederplaats en weer terug. Ze wisten daardoor precies hoe ver ze moesten lopen. Maar nu hielden de Duitse en Zwitserse biologen de mieren voor de gek. Ze vervingen de originele buis namelijk door een veel langere, die in het geheel niet bij het mierennest uitkwam.

De insecten begonnen nu op die plek in de buis waar ze hun nest verwachtten vertwijfeld te zoeken. Ze zigzagden heen en weer, maar vonden natuurlijk niets. Opvallend genoeg zochten de mieren op stelten heel ergens anders dan de insecten met geamputeerde ledematen. De eerste groep legde de grootste afstand af voor ze hun nest begonnen te missen. De mieren op stompjes liepen het minst ver.

Bij een tweede proef gaven de biologen opnieuw een training aan de mieren, zodat ze konden oefenen met hun nieuwe pootlengtes. En dat was kennelijk net wat de insecten nodig hadden. Toen de mieren na hun nieuwe training werden getest, liepen ze namelijk allemaal ongeveer even ver, of hun poten nou verlengd of afgeknipt waren.

Volgens de onderzoekers bewijst dit dat de mieren echt een stappenteller in hun lichaam hebben. De dieren hebben bij de eerste proef waarschijnlijk ongeveer evenveel stappen gezet. De steltlopers kwamen per pas alleen een stuk verder dan hun soortgenoten op stompjes. Bij de tweede proef legden de dieren allemaal dezelfde afstand af, waarschijnlijk doordat ze opnieuw hadden geleerd hoeveel stappen ze moesten zetten. We moeten volgens de onderzoekers trouwens het stappentellen niet al te letterlijk nemen; de mieren kunnen waarschijnlijk niet echt tellen. Hoe de dieren dan wel hun stappentotaal bijhouden, blijft vooralsnog gissen.

http://noorderlicht.vpro.nl/artikelen/28987459/