Een helikopter stort niet zomaar neer als de motor uitvalt. Door de helikopter direct na een motorstoring met zijn neus schuin naar beneden te laten bewegen stroomt er lucht langs de bladen, waardoor deze, net als bij een windmolen, blijven draaien. Hierdoor leveren de rotorbladen voldoende draagkracht om de helikopter gecontroleerd schuin naar beneden te ‘zweven’.

Op enkele tientallen meters boven de grond kantelt de piloot de neus van de helikopter omhoog, ook wel de flare genoemd. Deze resulteert in een afname van zowel de daalsnelheid als de voorwaartse snelheid. De piloot is in deze fase dus bezig de helikopter tot stilstand te laten komen.

autorotatie

Voor een zachte landing is het belangrijk dat deze stilstand vlak boven de grond gebeurt. Door veel oefenen weet de piloot wanneer hij welke handelingen moet verrichten om uiteindelijk comfortabel te landen. De beschreven techniek heet autorotatie en wordt door helikopterpiloten regelmatig geoefend.

Zie ook:
Waarom vliegen helikopters meestal maar 300 km/u?

Bronnen:
Floor Pieters, Jasper van der Vorst en Stefan Oerlemans, Nationaal Lucht- en Ruimtevaarlaboratorium (www.nlr.nl)
http://en.wikipedia.org/wiki/Autorotation